Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2085

Datum uitspraak2007-08-21
Datum gepubliceerd2007-08-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers87536 / KG ZA 07-214
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen schadevergoeding voor huurder na vrijkomen van asbestdeeltjes in bedrijfspand, omdat verhuurder aansprakelijkheid contractueel mocht uitsluiten.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ZUTPHEN Sector Civiel – Afdeling Handel zaaknummer / rolnummer: 87536 / KG ZA 07-214 Vonnis in kort geding van 21 augustus 2007 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VISKWEKERIJ AQUAFARM PUTTEN BV, gevestigd te Putten, eiseres, procureur mr. A.J. Zeyl, advocaat mr. B. Nijman te Wageningen, tegen [gedaagde], wonende te Putten, gedaagde, procureur mr. C.B. Gaaf, advocaat mr. K.A. Baggerman te Rotterdam. Partijen zullen hierna Aquafarm en [gedaagde] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de mondelinge behandeling - de pleitnota van Aquafarm - de pleitnota van [gedaagde]. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Aquafarm exploiteert sinds 26 november 2003 een palingkwekerij aan de Knapzaksteeg 38 te Putten. De bedrijfsruimte huurt Aquafarm van [gedaagde]. 2.2. Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de ROZ algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte/bedrijfsruimte van juli 2003. Artikel 11.6 van deze algemene bepalingen luidt: “Verhuurder is niet aansprakelijk voor schade toegebracht aan de persoon of goederen van huurder en huurder heeft geen recht op huurprijsvermindering, geen recht op verrekening of opschorting van enige betalingsverplichting en geen recht op ontbinding van de huurovereenkomst in geval van vermindering van het huurgenot ten gevolge van gebreken, waaronder die ten gevolge van zichtbare en onzichtbare gebreken aan het gehuurde of het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt, weersomstandigheden, stagnatie in de bereikbaarheid van het gehuurde, leegstand elders, stagnatie in de voorziening van gas, water, elektriciteit, warmte, ventilatie of luchtbehandeling, storing van de installaties en apparatuur, in- en uitstroming van gassen of vloeistoffen, brand, tekortkomingen in de leveringen en diensten. Eveneens is verhuurder niet aansprakelijk voor schade aan de persoon of goederen van derden die in het gehuurde aanwezig zijn en huurder vrijwaart verhuurder voor aanspraken van die derden ter zake. ” Artikel 11.8 van deze algemene bepalingen luidt: “Verhuurder is niet aansprakelijk voor bedrijfsschade van huurder of voor schade als gevolg van de activiteiten van andere huurders of van belemmeringen in het gebruik van het gehuurde die derden veroorzaken, of voor gebreken die zijn ontstaan doordat huurder zijn onderhoudsplicht niet is nagekomen.” Artikel 11.9 van deze algemene bepalingen luidt: “Het gestelde in 11.6 en 11.8 ten aanzien van de bedrijfsschade geldt niet bij schade als gevolg van grove schuld of ernstige nalatigheid van verhuurder ten aanzien van de staat van het gehuurde of van het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt. Evenmin geldt het gestelde in 11.6 en 11.8 ten aanzien van de bedrijfsschade indien de schade het gevolg is van een gebrek aan het gehuurde dat verhuurder bij het aangaan van de huurovereenkomst kende of had behoren te kennen, tenzij het gaat om gebreken waarvan huurder op de hoogte was of had kunnen zijn door zijn onderzoek als omschreven in 4, welk gebrek tussen partijen alsdan niet als een gebrek kan worden beschouwd. ” 2.3. Op 12 oktober 2006 is bij een in opdracht van [gedaagde] verrichte dakreparatie asbesthoudende stof vrijgekomen in de door Aquafarm gehuurde bedrijfsruimte. 3. Het geschil 3.1. Aquafarm vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 220.000,00, vermeerderd met rente en kosten. 3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. Aquafarm vordert een voorlopige voorziening te treffen aldus, dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van een geldsom. Voor de vraag of toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding geïndiceerd is, moet volgens de Hoge Raad niet alleen worden onderzocht of het bestaan van een vordering van Aquafarm op [gedaagde] voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden, welke meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van belangen van partijen dient mede te worden betrokken het risico van de onmogelijkheid van de terugbetaling door Aquafarm van de toe te wijzen geldvordering. Terughoudendheid acht de Hoge Raad geboden. 4.2. Aquafarm baseert haar vorderingen op aansprakelijkheid van [gedaagde] voor schade die is ontstaan als gevolg van het vrijkomen van asbest bij werkzaamheden aan het dak van haar bedrijfsruimte. Deze aansprakelijkheid is door [gedaagde] voldoende gemotiveerd betwist met in de eerste plaats een verwijzing naar de artikelen 11.6 en 11.8 van de algemene huurvoorwaarden, waarin de aansprakelijkheid is uitgesloten voor - kort gezegd - vermindering van het huurgenot door gebreken en voor bedrijfschade als gevolg van belemmeringen in het gebruik die derden veroorzaken. Dat [gedaagde] de reparatiewerkzaamheden aan het dak heeft opgedragen aan loodgietersbedrijf [naam bedrijf 1], die als onderaannemer [naam bedrijf 2] heeft ingeschakeld, is door Aquafarm onvoldoende gemotiveerd betwist en staat dus vast. Deze loodgieter en onderaannemer zijn aan te merken als derden in de zin van artikel 11.8 van de algemene huurvoorwaarden, waarvoor [gedaagde] zijn aansprakelijkheid heeft uitgesloten. Aquafarm heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van grove schuld of ernstige nalatigheid aan de zijde van [gedaagde], of van andere omstandigheden die in de weg staan aan een beroep op de artikelen 11.6 en 11.8 van de algemene huurvoorwaarden. Dat [gedaagde] opdracht heeft gegeven tot het doorslijpen van asbestplaten is door [gedaagde] gemotiveerd betwist, waarna Aquafarm met een voldoende feitelijke onderbouwing in gebreke is gebleven. Voor de stelling van Aquafarm dat de door [gedaagde] ingeschakelde partij niet als professioneel valt aan te merken ontbreekt eveneens elke feitelijke onderbouwing, zodat hieraan voorbij wordt gegaan. Nu het - ook naar de stellingen van Aquafarm - zichtbaar was dat sprake kon zijn van asbesthoudend materiaal en de gevaren van asbest algemeen bekend zijn, is voldoende aannemelijk dat [gedaagde] er geen rekening mee hoefde te houden dat een loodgietersbedrijf of onderaannemer als de onderhavige de dakplaten zou doorzagen/doorslijpen zonder voorzorgsmaatregelen te treffen. Aquafarm wordt dan ook niet gevolgd in haar stelling dat [gedaagde] Aquafarm had dienen te waarschuwen en/of dat [gedaagde] nader onderzoek had moeten doen naar de kwaliteit van het dak. 4.3. Nu de vordering reeds gelet op het vorenstaande zal worden afgewezen behoeven de overige stellingen en weren geen nadere bespreking. 4.4. Aquafarm zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op: - vast recht EUR 251,00 - overige kosten 0,00 - salaris advocaat 816,00 Totaal EUR 1.067,00 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. wijst de vorderingen af, 5.2. veroordeelt Aquafarm in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.067,00, 5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.A.G. van Valderen en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2007.?